13 maart 1958
In het begin van de 14de eeuw is het perceel waarop toen een stenen huis stond, verdeeld. Samen met de naastgelegen kavel, waarop ook een stenen huis stond (Markt 11), vormde het een | 358 |
40 voet (= 11,50 m) breed perceel. Het huidige hoekpand is echter smaller dan het buurpand. Beide huizen zijn wel even diep. Vermoedelijk liep het erf door tot het huidige pand Kolperstraat 5. In het begin van de 16de eeuw is het in bezit van de invloedrijke Hendrik Galavymans. Het huis is dan niet onderverhuurd. In 1511 wordt het gelegateerd aan het Gasthuis. Volgens het cijnsboek van 1520 moet echter het Claraklooster betalen voor het perceel van 20 voet. Pas daarna wordt het Gasthuis cijnsplichtige. Het verhuurt het pand aan Frans De Bye, die er een apotheek houdt. Hij moet in 1553 voor vier schouwen betalen. Bij de inning van de 100ste penning in 1569 wordt De Bye voor een groot bedrag aangeslagen. Dit kan verband houden met zijn bezittingen in het naastgelegen bouwblok, met name de panden Markt 17 en 19. In het huidige pand is alleen de rechter zijmuur van de kelder en mogelijk de fundering van de voorgevel nog 14de-eeuws. De huidige kelder dateert vermoedelijk uit de tweede helft van de 16de eeuw. Met zijn onder 45 graden gekantelde enkelvoudige (eiken?) balklaag, waartussen bakstenen troggewelfjes, is uniek voor 's-Hertogenbosch. De kelder, die van binnenuit en vanaf de straat toegankelijk was, bezat een stookgelegenheid en diende waarschijnlijk als keuken. Vóór het huis, onder de straat is later, in twee fasen een klein straatkeldertje aangelegd. De tekening van J.A. van Beerstraten laat de houten voorgevel met twee uitkragingen zien. Het pand bezat een hoge begane grond, een eerste verdieping en een zolder. In 1760 is het pand ingrijpend verbouwd, waardoor de bouwhistorische gegevens van de voorganger verloren zijn gegaan. Alleen de rechter zijmuur, waartegen de oude rookkanalen zijn te situeren, bevat nog oude bouwsporen. Zo zijn de oudere vloerhoogten van het buurpand (nummer 11) nog te herkennen op het achtererf. | 359 |
Voorkelder, kelder eind 16e eeuw zeker aanwezig. |
Feldbrugge230. "'t Gulden Lavoir". Komt voor in een perkament van 1490. De boekdrukker Carel Palier gaf het huis in 1690 den naam van "De Druckerije"; Hendrik Palier, in 1741: "De Vijf Vocalen". Bij de verbouwing in 1760 werden de klankletters A.E.I.O.U. tegen de gootlijst aangebracht. | 31 |
No. 13 Aan den anderen hoek der Kolperstraat en der Markt staat het huis, dat aanvankelijk genaamd was het Gulden Lavoir 1). Van dit huis bestaan nog twee Schepenakten uit de 14e eeuw, zijnde met de op blz. 419 vermelde de oudste transporten van Bossche huizen, welke ik in originali heb aangetroffen; ik deel die daarom hier in haar geheel mede. Zij luiden als volgt:
a. Henricus dictus van den Hoevel domum cum suo fundo, sitam in Buschoducis ad forum super conum viculi, per quem itur versus vicum, dictum Colperstrate, ac duas cameras cum earum fundis, sitas ibidem ad forum, contigue juxta domum predictam, in latere versus hereditatem Theodorici, apothecarii, quam domum cum suo fundo, quas quoque cameras cum earum fundis predictas, Elizabet et Heylewigis de Zonne, filiae quondam Johannis de Zonne, cum suis tutoribus antedicto Henrico dederant ad annuum et hereditarium censum prout in litteris scabinorum de Buschoducis ex inde confectis plenius est expressum, legitime et hereditarie vendidit Godefrido 2), filio quondam Mathei, rotificis, sartori, ab eodem Godefrido jure hereditario possidendas atque habendas, supportavit simul cum predictis litteris in manum habentis ex parte Domini nostri Ducis Brabantiae, heredandi et exheredandi in talibus potestatem atque effestucando resignavit ad opus ejusdum Godefridi emptoris, ipsumque Godefridum emptorem in dictam domum cum suo fundo ac in predictas cameras cum earum fundis per dictam manum imposuit, instituit et heredavit modo in talibus consueto, promittentes Henricus venditor antedictus et cum eo Bertholdus dictus Steimpel ut debitores principales indivisi super se et bona sua se dicto Godefrido emptori de dicta domo cum suo fundo atque de dictis duabus cameris
| 429 |
et earum fundis ei, ut prefertur, venditis, debitam et justam warandiam prestituros et omnem questionem proximitatis et omnem preobligationem si qua existat in premissis ex parte ejusdem Henrici venditoris predicti, exceptis quatuordecim libris pagamenti in Buschoducis ad bursam communiter legalis annui et hereditarii census de inde solvendis annuatim terminis in hiis solitis et consuetis ut ipsi videlicet Henricus et Bertholdus prenominati debitores asserebant se prefato Godefrido emptori penitus deposituros et omnino. Testes interfuerunt scabini in Buschoducis Henricus de Arkel et Arnoldus Aykini. Datum feria tertia post Dominicam Invocavit anno Domini millesimo trecentesimo quadragesimo quinto. b. Het sy cond een yegeliken die desen tegenwoerdighe letteren soelen sien oft hoeren lesen, dat Matheus, Godevart Matheus soens zoen was, van der eenre ziden ende Joncfrouwe Kathelijn, sijn suster, met haeren mombaer, daertoe van haer vercoren ende haer van den Richter nae ghewoenten ghegeven van den ander ziden ende hebben bekent oppenbaerlijc, datsy een erffscheydinghe ende deylinghe tegader ghedaen hebben van twee steenhusen, die staen aen der merct in tshertoeghenbossche, die hen bleven sijn van haren vader ende van haerre moeder, dien God ghenedich moet sijn, met welker deylinghen dat steenen huys, dat gheleghen is opten hoernoec van der Colperstraten, ghevallen is Matheus in eenre rechter erfdeylinghe, ende dat steenen huys, dat daer naest gheleghen is, dat sal behauden Joncfrouwe Kathelijn erfleken in eenre rechte erfdeyhnghen ende elc sal hebben sijn huys met sijnre toebehoerten ende die tijns, van beyden husen ghelijc te ghelden, voertaen die middelgoet ende diemiddelmure, daer diegoetopleegt tusschen den twe husen voirscreven, die soelen Matheus ende Joncfrouwe Kathelijn voirghen. ghelijc handen, besighen ende ghebruyken. Voert mere soe soelen sy alle andere goede, die sy hebben ende die haers vader ende haerre moeder waren, even ghelijc deylen also verre alse die onghedeylt sijn ende hebben gheloeft Matheus ende Joncfrouw Kathelyn met haeren mombaer
| 430 |
voirscr. oft gheviel, dat sy eynighe scoet 3) hedden alse van der deylinghen oft van eyngherhande zaken, soe zijn Matheus ende Joncfrouw Kathelijn voirscr. alingh bleven mr (in ?) Arnt van Waderle ende mr (in ?) Goeswyn van den Bogbart van Beke alse in minlyc iffenen 4) ende soe wat Arnt ende Goesswyn voirscreven denselven Matheus ende Joncfrouwe Kathelinen voirgen. hieten doen oft mede schieden, dat sy dat doen soelen ende eweliken ende erfliken daermede ghescheyden soelen sijn ende met den voirscreven puntten soe hebben gheloeft Matheus ende Joncfrouwe Kathelyn met haeren mombaer voirgen. alse principael sacwoude 5) onghescheyden op hem ende op alle haer goet dese voirscreven puntten alle ende een ygheliken ghelijc alse voirschreven sijn vast ende gestede sonder eynich wedersegghen eweliken ende erfliken te hauden. Oirconde wairen hierover scepenen in tshertogenbossche Arnt Berwout ende Jan van Hellu. Ghegeven des Maendaghes na Jaersdach int jaer ons Heren dusent driehondert een ende tsestich. In 1448 behoorde het huis het Gulden Lavoir toe aan Godefridus, zoon van Engelbert Ludinc Pynappel; bij had het toen toch voor zijn deel gekregen bij de scheiding en deeling van de nalatenschap zijns vaders met zijne overige medeérfgenamen; het werd alstoen omschreven als domus lapidea, sita in Buscoducis ad forum inter hereditatum Nycolai de Uden ex uno latere et inter viam, dictam Cortcolperstraet, ex alio latere.
In 1511 waren daarvan eigenaars Henrick Gelavyman (ook wel Glavimans genaamd) 6) Willemszoon en zijne huisvrouw Marie van Meyelsvoirt Jansdochter. Het huwelijk van deze echtelieden bleef kinderloos, doch daarom was van ben het nog niet de man, want hij had eene bastaarddochter, genaamd Arnout, die zuster in bet klooster te Rossum was.
| 431 |
Aan de kinderloosheid van hunnen echt zal het evenwel toe te schrijven zijn, dat zij hun huis, hetwelk zij noemden dat lavoir staende aan die merct opten hoeck van de Colpers traeten, bij hun testament, - dat den 13 April 1513 verleden was ten overstaan van den notaris Henricus die Bye, clericus, den zoon van Henrick, - legateerden aan het Groot Ziekengasthuis van den Bosch. Zij deden dit onder den last, dat de Meester van dat gasthuis op elk der vier hoogtijden van het jaar 7) zoude verstrekken vier pytantien van wijn, gebraet, scoenbroet ende speceryen den armen siecken ende miserabilen persoenen in der tijt aldair liggende; zoude de Meester van het Gasthuis dezen last niet nakomen of wel het gelegateerde huis bezwaren of verkoopen dan bepaalden zij, dat het huis in dat geval moest komen aan hunne wettige erfgenamen, alsdan in leven zijnde. Gemeld Groot Ziekengasthuis aanvaardde dit legaat en verhuurde sedert dien het daarbij vermaakte huis. Welke bestemming het alstoen kreeg blijkt niet 8). Volgens Prosp. Cuypers t.a.p. blz. 465 vergaderden en aten in 1566 in dit huis de Hervormde predikanten, welke alstoen in den Bosch gekomen waren. Blijkens Schepenakte van den Bosch van 7 Juni 1608 verhuurde het Groot Ziekengasthuis dit huis alstoen aan den apotheker van Lambrecht de Bye Henrickszn voor den tijd van twee jaren, ingaande op den dag dat zijne moeder Ysabella Heymans Marcelisdr, wed. van mr. Henrick de Bye, die het toen in huur bezat, zoude komen te overlijden; haar man, de apotheker mr. Henrick de Bye, had het 28 November 1589 van dat Gasthuis gehuurd.
Over de voorwaarde van voormeld legaat, dat als het gasthuis dit huis zoude verkoopen, het zoude vervallen aan de wettige erfgenamen van genoemde echtelieden, scheen deszelfs bestuur zich in 1749 niet meer bezorgd te maken, daar toch den 3 Juni van dat jaar (Reg. n° 569 f. 64) Arnoldus Versfelt
| 432 |
als rentmeester van dat Gasthuis het huis het Gulden Lavoir verkocht aan Anna Goverdina Kop, weduwe van Hendrik Palier. Erfgenamen van den erflaters Gelavyman waren er toen blijkbaar niet meer, want niemand deed zich na dien verkoop op om het huis op te vorderen. In de van dien verkoop opgemaakte akte werd van dat huis gezegd, dat het oudtijds genaamd was het Gulden lavoir en nu de Vijf vocalen.
Volgens het werkje: Iets over het geslacht der Paliers was Carel Palier, de vader van genoemden Hendrik, bij de herroeping van het Edict van Nantes in 1688 uit Metz gevlucht en had hij zich daarop te den Bosch nedergezet, alwaar hij van af 1690 tot aan zijnen dood de boekdrukkunst en den boekhandel uitoefende. Het jaartal 1690 kan echter niet juist zijn, daar toch blijkens de Ondertrouwboeken van de Groote en de Kleine kerk van den Bosch over het jaar 1700 Carel Palier toen niets anders was dan korporaal-schrijver, in garnizoen aldaar. De vergissing zal waarschijnlijk daardoor zijn ontstaan, dat Magdalena van der Hoeven, met wie hij in het jaar 1700 huwde, al in 1690 in gezegd huis de boekdrukkunst zal hebben uitgeoefend; immers zij woonde bij hare ondertrouw op de Markt, waarschijnlijk alzoo in het huis het Gulden lavoir. In het Iets staat nog, dat de vijf vocalen in den voorgevel van dat huis geplaatst zijn, toen dit in 1760 verbouwd werd, wat mogelijk is maar wat evenwel niet uitsluit, dat dit huis reeds in 1749 aan die klinkletters zijnen lateren naam had ontleend. Blijkens het Ondertrouwboek van den Bosch over 1721 was Carel Palier te Bergerac geboren. Hij verwekte bij zijne vrouw Magdalena van der Hoeven deze kinderen: a. Hendrik voornoemd; b. Carel, die in 1735 te den Bosch huwde met Cornelia van Helmond en c. Cornelis Palier, die in 1732 als adelborst naar Nederl. Oost-Indië vertrok en aldaar, ongehuwd zijnde, overleed.
Na doode zijner genoemde vrouw hertrouwde Carel Palier Sr, in 1721 te den Bosch met Lucia Allegonda van Parijs, welke te Mechelen geboren werd. Hij stierf 20 Mei 1731.
| 433 |
Het oudst bekende drukwerk van hem is van het jaar 1722, zoodat hij toen zelf reeds boekdrukker zal geweest zijn en zal hij, omdat hij zich alstoen noemde boeckdrucker op de Merckt, toen ook wel reeds in het Gulden lavoir hebben gewoond en daarin zijne boekdrukkerszaak gedreven hebben; bedoeld huis noemde hij destijds de druckery. Carel Palier werd in de boekdrukkerszaak opgevolgd door zijnen meergenoemden zoon Hendrik, welke in 1728 te den Bosch huwde met Anna Goverdina Kop; hij stierf in 1747, waarna zijne weduwe zijne zaak voortzette en als gezegd in 1749 het huis het Gulden lavoir kocht. Zij waren de ouders van Jacobus en Hendrik Palier, welke ook in dat huis de boekdrukkerszaak van hunnen grootvader dreven, alsmede van Johan Carel Palier, theol. professor en predikant te den Bosch 9), die 21 Februari 1780 aldaar overleed en van zijne vrouw Florentia van der Horst twee minderjarige kinderen naliet.
Hendrik Palier huwde met Arnolda Schouw 10), die na zijnen dood in 1800 hertrouwde met mr Salomon Krul; zij had haren eersten man geschonken eenen zoon, ook Hendrik Palier genaamd, die 10 Juli 1785 geboren werd en huwde in 1812 met Amelia Sterk en in 1832 met Elisabeth Gerdina van Hoften; van beide vrouwen had hij vele kinderen; hij deed de boekdrukkerszaak zijner voorouders in 1840 over aan Willem Christiaan Sterk, die ze in 1848 weder aan hem overdroeg, waarna hij die tot aan zijnen dood in dit huis voortzette. Het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noordbrabant, waarvan hij vanaf 1838-40 thesaurier en vanaf 1849-51 bestuurder was, heeft vooral aan hem zijn ontstaan te danken. Hij stierf 14 Juni 1853 11) en liet zijne zaak na aan zijnen zoon uit het
| 434 |
tweede huwelijk, eveneens Hendrik Palier genaamd die een vijftiental jaren later het hierbedoeld huis verkocht, waarna het ophield eene boekdrukkerij te zijn 12). | 435 |
Noten | |
1. | Van Heurn Historie II p. 121. |
2. | Op den rug dezer akte staat met een handschrift uit lateren tijd als zijn eigen naam vermeld: Molhuisse. |
3. | = schuld. |
4. | = schikken. |
5. | sacwoude of saecwoude = hoofdpersoon in eene akte. |
6. | Men zie nog W. Wakker de Stuerghewalt p. 8. |
7. | Deze waren Kerstmis, Paschen, Pinksteren en O.L.V. Hemelvaart. |
8. | Over zijne vroegere bestemming zie men R.A. van Zuylen de Stadsrekeningen I p. 251. |
9. | Te voren was hij geweest predikant van Well en Amerzoden. |
10. | Zij was de dochter van Jan Schouw en Elisabeth Josina Ter Croye. |
11. | Onder zijn portret, dat in de zaal der Sociëteit de Harmonie eens hing, stond dit vers te lezen: De Harmonie die thans Palier ! uw jubel viert, Verheugt zich dat uw beeld den wand der zaal versiert; Geeft g' in uw werkkring steeds aan letteren geest en leven, Hier hebt ge aan 't vriendenhart èn warmte èn gloed gegeven. |
12. | Men zie over de Bossche boekdrukkers Palier nog Taxandria XIII p. 189 en vlgd. |
Het is nog vakantietijd, maar de meeste studenten en scholieren maken zich toch al weer druk over de schoolboeken die zij het komende jaar nodig hebben. De boekhandelaren hebben de bestellingen reeds bij de drukkers geplaatst en voor de drukkers was het moeilijk om de juiste oplagen te bepalen. Het zal dus voor kunnen komen dat bepaalde studieboeken om die reden nageleverd zullen moeten worden. Het is ruim vijfhonderd jaar geleden dat de eerst boekdrukker zich in 's-Hertogenbosch vestigde. Het was Gerard van der Leempt. Van der Leempt was een 'Wanderdrucker', een rondreizende typograaf die nu weer eens hier, dan weer eens daar voor zichzelf werkte, soms zijn eigen drukwerken financierde en dan weer eens in opdracht van anderen drukte.
Van der Leempt was in Nijmegen geboren en werkte in Keulen (waar hij opgeleid werd tot letterontwerper en -snijder). Het is onbekend waar hij na die tijd is heengegaan. Wel is bekend dat Van der Leempt in 1484 voor het eerst in 's-Hertogenbosch werkzaam was.
De fondslijst van Gerard van de Leempt bestaat - voor zover het zijn Bossche periode betreft - uit 14 boeken, voor het merendeel schoolboeken.
Het eerste boek dat hij in de stad drukte was een populaire Latijnse grammatica van 48 pagina's, de 'Doctrinale' van Alexander de Villa Dei. Vele Bossche scholieren hebben aan de hand van dit boekje aan de Latijnse School de beginselen van de Latijnse spraakkunst in versvorm aangeleerd.
Maar het waren niet alleen studieboeken die van zijn persen kwamen. Stichtelijke, devote boekjes werden eveneens door hem gedrukt. Hieronder valt ondermeer te noemen: 'Het Boeck van Tondalus vysioen' ('Gheprent tot
Eveneens drukte Van der Leempt de 'Historie van Karel ende Elegast', waarvan ons slechts een fragment bewaard gebleven is dat in de Universiteitsbibliotheek van Cambridge berust. Maar dit fragment is zeer waarschijnlijk wel de oudst bekende druk van deze populaire ridderroman.
|
1992 |
Henny MolhuysenVerhalen en legenden : BoekenBrabants Dagblad donderdag 27 augustus 1992 (foto) |
|
2000 |
Kees VeermanDe vijf vocalen van de Blauwe DruifKringNieuws 6 (2000) 18 |
|
2010 |
Het feest is voorbij in café de Blauwe DruifEen geliefd plekje in de Bossche horeca verdwijnt, wordt althans verkocht: de Blauwe Druif, ooit de alternatieve huiskamer voor mooi volk.
Henri van Steen | Brabants Dagblad zaterdag 16 oktober 2010
|
|
2011 |
Gezusters verder met De DruifDe Druif is niet blauw meer. Maar Riek kan wel in haar 'huiskamer' blijven. „We hebben al Bosschenaren teruggezien die lang niet meer geweest waren.”
Ad Rijken | Brabants Dagblad vrijdag 12 augustus 2011
|
1511 |
Kapittel 62De rekenkamer door gecommitteerden van het huis Rodenborch naar het huis het Gulde Lavoir, thans Klinkletters, op den hoek der Kolperstraat en Markt, overgebragt.
R.A. van Zuylen, Inventaris der archieven van de stad 's Hertogenbosch I (1863) 251
|
1790 | H. Palier bron |
1802 | S. Krul bron |
1865 | H. Palier (firma H. Palier en Zn.) boekdrukkers en boekhandelaars |
1875 | M.H. Robben (winkelier in goud en zilver en galanterien) |
1881 | M.H. Robben (winkelier in goud, zilver en galant.) - J.T. Roderkercken (hoofdonderwijzeres) |
1908 | J.H.B. Feldbrugge (galanteriën en luxe-artikelen) - wed. J. Feldbrugge |
1910 | J.H.B. Feldbrugge (winkelier luxe artikelen) - wed. J. Feldbrugge |
1928 | Hotel Restaurant Victoria |
1943 | De Blauwe Druif (café's restaurants, hotels) |
1961 | San Remo (bar) |
1991 | Leo Wolfs (café De Blauwe Druif) |
1881 | J.F. Gostelie Jr (sigarenfabriekant) |
Charles de Mooij en Aart Vos, 's-Hertogenbosch binnenskamers (1999) 71
Aart Vos, 's-Hertogenbosch : De geschiedenis van een Brabantse stad 1629-1990 (1997) 263